Het bijstaan van slachtoffers en nabestaanden van vliegrampen en ongevallen aan boord van vliegtuigen is specialistisch werk. Het luchtvaartrecht is namelijk een lappendeken van verschillende internationale verdragen. De toepasselijke internationale en nationale regelgeving is divers en onoverzichtelijk. Overkomt een passagier een ongeval aan boord van een vliegtuig, dan zal vaak het Verdrag van Montreal van toepassing zijn, voluit het ‘Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer’.
Artikel 17 lid 1 van dit verdrag bepaalt:
“The carrier is liable for damage sustained in case of death or bodily injury of a passenger upon condition only that the accident which caused the death or injury took place on board the aircraft or in the course of any of the operations of embarking or disembarking“.
Over de vraag wat er onder een ongeval verstaan moet worden schreef ik eerder een blog. Dat is hier te lezen.
Jurisprudentie volop in ontwikkeling
De luchtvaartjurisprudentie is volop in ontwikkeling. Het EU Hof van Justitie (‘HvJ’) vervult daarbij een belangrijke rol, door het beantwoorden van prejudiciële vragen. In de internationale jurisprudentie staat regelmatig de vraag centraal of onder het Verdrag van Montreal uitsluitend vergoeding van lichamelijk letsel valt (‘bodily injury’) of dat ook psychisch letsel binnen het toepassingsbereik valt.
In de Verenigde Staten zijn hier veel procedures over gevoerd. De zaak Jiminez vs. Mexicana Airways, 15 juli 2010, 2:10-CV-105 JCM (LRL) spreekt hierbij het meest tot de verbeelding: de heer Jiminez vliegt van Mexico naar Las Vegas en heeft, nadat het vliegtuig is opgestegen, een maaltijd opgediend gekregen. De heer Jimenez heeft trek en kiest voor een maaltijd met bonen, aardappels en een worstje. Als de heer Jimenez in het worstje prikt en er niet goed in komt met zijn vork, besluit hij het worstje met de hand uit het sausje te halen om daar een hap uit te nemen. Als hij vervolgens merkt dat hij op iets hard kauwt, bekijkt hij het worstje en ziet tot zijn ontsteltenis dat hij niet op een worst heeft gekauwd, maar op een vinger! De heer Jimenez raakt hiervan zo van slag, dat hij psychisch letsel oploopt.
De advocaat van de heer Jimenez achterhaalt dat enkele dagen voor de vlucht in de fabriek waar de maaltijden worden bereid, zich een arbeidsongeval heeft voorgedaan, waarbij een werknemer zijn wijsvinger is verloren. De vinger werd toen niet teruggevonden totdat de heer Jimenez deze terugvond in zijn maaltijd. Jimenez spreekt Mexicana Airways voor zijn schade aan op grond van art. 17 Montreal. De District Court wijst de vordering echter af, stellende dat alleen sprake is van psychisch letsel en dus niet van ‘bodily injury of a passenger’ zoals art 17 bepaalt.
Ander geluid
Tegenover deze uitspraak staat weer een wat ouder arrest van het Israëlisch Hooggerechtshof: Air France v. Teichner, 38(3) PD 785 (1984) (Isr.). Het betreft in deze zaak de kaping van een Air France vliegtuig op 27 juni 1976. De kapers dwongen hierbij de piloot te landen op het vliegveld van Entebbe in Oeganda, waar de passagiers enkele dagen werden vastgehouden voordat ze werden gered door Israëlische strijdkrachten. Benadeelden spraken Air France aan voor de psychische schade die ze hierdoor hadden opgelopen. Het Hooggerechtshof van Israël oordeelde dat een vergoeding voor schade door emotioneel leed gewoon mogelijk is. Het Hooggerechtshof dringt een extensieve interpretatie op, “afgaande op de ontwikkeling van de luchtvaartindustrie en de evolutie van de rechtspraak inzake psychische schade”.
Binnen het Verdrag van Montreal en door een bestendige lijn in de luchtvaart jurisprudentie, lijkt vergoeding van psychisch letsel als gevolg van een ongeval aan boord van een luchtvaartuig meestal uitgesloten te worden. Het is de vraag of dit terecht is. Ik vind van niet.
Mijn visie
Op het eerste oog lijken de opstellers van het Verdrag van Montreal inderdaad met ‘bodily injury’ te suggereren dat men uitsluitend lichamelijke letsel onder de definitie hebben willen brengen. Máár leest men echter de verslagen van de diplomatieke conferentie in 1999, dan blijkt uit alles dan men vergoeding wegens psychisch letsel geenszins heeft willen uitsluiten. De overgrote meerderheid van de ondertekenaars was van plan om het begrip ‘bodily injury’ ruim te interpreteren en ook geestelijk letsel daaronder te laten vallen. Bovendien is de gedachte die ten grondslag ligt aan het nieuwe verdrag (van Montreal) veranderd van het beschermen van de luchtvaartindustrie (zoals het oude verdrag van Warschau deed) naar bescherming van de passagier.
Het Hof van Justitie aan het woord
Geestelijk letsel kan dus wel degelijk vergoed worden binnen het Verdrag van Montreal. Dat is inmiddels ook uitdrukkelijk bevestigd door het Hof van Justitie in – alweer – een Oostenrijkse zaak, HvJ EU 20 oktober 2022, ECLI:EU:C:2022:808 (Laudamotion).
In deze zaak draaide het om een passagier, die psychisch letsel ervoer na een noodevacuatie van een vliegtuig van Laudamotion op 1 maart 2019. Een explosie van de linker motor van het vliegtuig tijdens de vlucht leidde tot een evacuatie, waarbij de passagier via een nooduitgang het vliegtuig verliet en werd geraakt door de jetblast van de nog werkende rechter motor. Hierdoor ontwikkelde zij een posttraumatische stressstoornis (PTSS), waarvoor zij medische behandeling zocht.
De kern van het geschil draaide om de vraag of psychisch letsel, zoals PTSS, onder het begrip “lichamelijk letsel”/ ‘bodily injury’ van artikel 17, lid 1, van het Verdrag van Montreal valt. De luchtvaartmaatschappij betoogde (zoals gebruikelijk) dat deze bepaling zich beperkte tot strikt lichamelijk letsel, terwijl de passagier aanspraak maakte op schadevergoeding voor haar psychisch letsel. Het HvJ oordeelde (na prejudiciële vragen) dat psychisch letsel, zoals PTSS, dat aantoonbaar ernstige of intense effecten heeft op de psychische gezondheid van de passagier, onder het bereik van artikel 17, lid 1, valt. Hierbij benadrukte het Hof dat het begrip “lichamelijk letsel” niét per se psychisch letsel uitsluit, maar dat de getroffen passagier het ernstige effect op de algemene gezondheidstoestand moet aantonen.
Deze uitspraak zorgt voor duidelijkheid met betrekking tot de aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen bij psychisch letsel. Passagiers kunnen nu bij een ongeval aan boord of bij het in -en uitstappen van een vliegtuig, een billijke schadevergoeding eisen voor psychisch letsel, als de getroffen passagier aantoont dat er sprake is van nadelige effecten op zijn psychische gezondheid die zodanig ernstig of intens zijn dat zij zijn algemene gezondheidstoestand aantasten en zonder medische behandeling niet zullen verdwijnen. Dit is een evenwichtig standpunt en beschermt zowel passagiers als luchtvaartmaatschappijen tegen oneigenlijke schadevorderingen.
Conclusie
Zoals gezegd, de luchtvaart jurisprudentie is volop in ontwikkeling. Dit laatste arrest van het HvJ ten aanzien van psychisch letsel is een goede stap vooruit en zal tot een betere bescherming van consumenten leiden. Nu de arresten van het HvJ rechtstreekse werking hebben voor alle lidstaten van de Unie en dus ook Nederland, weet u wat u te doen staat als er zich een meneer Jimenez bij u meldt. Hij heeft tegenwoordig wel degelijk een kans tot verhaal van zijn schade. Laat de stelling dat alleen lichamelijk letsel voor vergoeding in aanmerking komt u niet tegen houden. U weet nu de vinger op de juiste plek te leggen.