Ondanks de waarschuwingen lopen mensen in Nederland elk jaar meer dan een miljoen tekenbeten op. Dat is een groot probleem omdat teken verschillende ziekteverwekkers met zich kunnen meedragen. De bekendste hiervan is de Borrelia Burgdorferi-bacterie. Deze bacterie kan via een tekenbeet op mensen worden overgedragen en vervolgens de ziekte van Lyme veroorzaken. De afgelopen 20 jaar is het aantal personen dat jaarlijks deze ziekte oploopt ruim verviervoudigd. In totaal zijn er in 2017 circa 27.000 nieuwe Lymegevallen bijgekomen.
Naar de huisarts
Vaak ontwikkelen mensen die door een besmette teek zijn gebeten een rode kring (erythema migrans) die steeds groter wordt op de plek van de beet en voelen zij zich in de periode daarna in toenemende mate ziek. Zij krijgen meestal griepachtige klachten en gaan naar de huisarts. Deze krijgt de rode kring te zien en de patiënt vertelt de huisarts dat hij/zij zich ziek voelt. De huisarts schrijft vervolgens een antibioticakuur voor, waarna de patiënt opknapt. Het valt zo op het eerste gezicht dus allemaal wel mee met die teken.
Er zijn helaas verschillende omstandigheden die het verhaal een stuk ingewikkelder kunnen maken. Zo merkt niet iedereen een tekenbeet op, ontwikkelt lang niet iedereen een rode kring en lijkt de kring soms meer op een “gewone” rode vlek of schaafwond. Als iemand dan in toenemende mate ziek wordt en naar de huisarts gaat, her- en onderkent deze soms niet dat sprake is geweest van een tekenbeet terwijl de patiënt bijvoorbeeld wel recentelijk of met regelmaat in de natuur is geweest en de bij de ziekte behorende symptomen heeft.
Missen diagnose bij blijvende klachten
Het komt in de praktijk dan voor dat patiënten door de huisarts zonder diagnose naar huis worden gestuurd met het advies om “het aan te kijken”. De ziekte van Lyme kan zich vervolgens ongestoord ontwikkelen en kan uiteindelijk ernstige, zeer invaliderende vormen aannemen. Vaak duurt het dan alsnog lang voordat de link tussen de klachten en de tekenbeet/ziekte van Lyme wordt overwogen of gelegd.
Een van de verklaringen hiervoor is dat de bloedtesten die in Nederland gebruikt worden voor het opsporen van de ziekte van Lyme onbetrouwbaar zijn. Artsen hechten desondanks in de praktijk veel waarde aan de uitslag van het bloedonderzoek, terwijl het RIVM al in 2016 meldde dat de bloedtesten bij 23% van de patiënten met Lyme (en daardoor veroorzaakte neurologische klachten) ten onrechte negatief zijn.
Het eindresultaat is dat er in Nederland (en daarbuiten) veel mensen zijn die ten onrechte niet of pas laat met de ziekte van Lyme zijn gediagnosticeerd. Dit kan verregaande gevolgen hebben: de ziekte heeft intussen ernstige gezondheidsschade veroorzaakt en/of is moeilijk behandelbaar geworden. Dit roept ook allerlei (juridische) vragen op, zoals: heeft mijn (huis)arts een fout gemaakt door de ziekte van Lyme niet te her- en onderkennen? En had de arts een antibioticabehandeling moeten voorschrijven?
Fout huisarts?
Op deze vragen is helaas geen algemeen antwoord te geven. Het zal steeds van geval tot geval beoordeeld moeten worden op basis van het medisch dossier. Duidelijk is wel dat de behandelend (huis)arts zich niet moet blindstaren op de afwezigheid van een rode kring en een negatieve bloeduitslag, maar dat deze de diagnose vooral moet stellen op basis van de gezondheidsklachten van de patiënt en ook goed moet uitvragen of deze in de natuur is geweest en/of een insectenbeet heeft opgemerkt.